dinsdag 2 april 2013

Verwerkingsopdracht Verlichting Nederlands – Literatuur Kinderpoëzie


Om te bekijken hoe kindergedichten door de eeuwen heen zijn veranderd, heb ik vier verschillende gedichten bestudeerd: gedichten uit de 18e, 19e, 20e en 21e eeuw. Hieronder zal ik ze eerst apart bespreken.

‘De ware rijkdom’ – Hiëronymus van Alphen (18e eeuw)
In dit gedichtje wordt voor kinderen beschreven wat echt belangrijk is in het leven. Er wordt verteld dat rijkdom mooi lijkt maar dat ‘Gods vriend wezen’ veel belangrijker is. Het taalgebruik is echt aangepast aan het publiek: de kinderen. Dit gedicht is eigenlijk een wijze les, de moraal is heel belangrijk.

‘De hoogmoedige kikvors’ – Pieter Jan Renier (19e eeuw)
Dit gedichtje gaat over een kikker die graag net zo groot zo wil zijn als een os die hij had gezien. Hiervoor probeerde hij zichzelf op te blazen, maar helaas knapt de kikker hierdoor. Aan het einde van het gedicht staat dan ook de moraal: ‘Wie zijn bereik te buiten gaat, bewerkt zijn eigen leed en smaad.’. Het taalgebruik is zeker in het begin niet moeilijk wanneer het verhaaltje over de kikker wordt verteld. Later, bij de moraal, wordt het iets ingewikkelder. De nadruk ligt op dit gedicht op de moraal: de anekdote over de kikker staat in dienst van de moraal.

‘Foto’s kijken’ – Willem Wilmink (20e eeuw)
Dit gedichtje gaat over een kindje dat foto’s kijkt. Het is geschreven vanuit de ogen van een kind. Het kind vertelt bij elke foto wat er gebeurde. Het taalgebruik is zeer simpel. Dit heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat de foto’s vanuit de ogen van een klein kind worden beschreven en een klein kind heeft natuurlijk nog een simpel taalgebruik.

‘Appelmoes’ – Ted van Lieshout (21e eeuw)
In dit gedicht vertelt een kind wat hij lekker vindt aan appels en appelmoes. Daarna vraagt het kind zich af hoe appelmoes wordt gemaakt. Het taalgebruik is makkelijk maar wel wat verder gevorderd dat het gedicht van Willem Wilmink.

Conclusie
Als ik alle gedichten bekijk, is er een duidelijke verandering te zien door de eeuwen heen. In de eerste twee gedichten, uit de 18e en 19e eeuw, zit een duidelijke moraal. Men vindt het belangrijk dat de kinderen iets meekrijgen. Het verschil tussen het eerste en tweede gedicht is dat de moraal in het tweede gedicht op een andere manier wordt gebracht. Het eerste gedicht gaat alleen over de moraal, in het tweede gedicht wordt de moraal ingeleid met een leuk verhaaltje. Bij de laatste twee gedichten, vanaf de 20e eeuw, verdwijnt de moraal.
De onderwerpen van de eerste twee gedichten staan verder af van kinderen dan die van het derde en vierde gedicht. De onderwerpen van het derde en vierde gedicht zijn alledaagse onderwerpen.
Een laatste verandering is dat de eerste twee gedichten vanuit de schrijver zelf zijn geschreven. Het derde en vierde gedicht zijn echter allebei vanuit de ogen van een kind geschreven.
Het taalgebruik lijkt door de eeuwen heen steeds meer op kinderen te zijn aangepast: de zinnen worden door de eeuwen heen korter en de woorden minder moeilijk.

1 opmerking:

  1. hoi Noor,

    Ik vind dat je deze verwerkingsoprdracht heel goed gedaan hebt, je beschrijft de gedichten allemaal erg duidelijk en legt goed uit welke elementen het bevat. Ook de conclusie vind ik erg duidelijk. Ik heb er eigenlijk ook niet heel veel op aan te merken, misschien had je de gedichten of een link van de gedichten er nog bij kunnen vermelden, maar dat is dan ook het enige. Ik vind dus dat je de opdracht erg goed gedaan hebt.

    Groetjes Marsha

    BeantwoordenVerwijderen