vrijdag 9 november 2012

Leesverslag Algemeen ‘Een schitterend gebrek’


1. Algemene informatie
Titel: Een schitterend gebrek
Auteur: Arthur Japin
Plaats: Amsterdam

Jaar van uitgave:
48e druk juni 2010
Eerste druk: September 2003
Aantal pagina’s: 239 pagina’s
Genre
Ik denk dat het verhaal een historisch en een romantisch verhaal is.  Het speelt zich namelijk af in de 18e eeuw en de liefde is het hoofdonderwerp. Het gehele verhaal gaat over de onmogelijke liefde tussen Lucia en Giacomo.

Korte samenvatting
Het boek vertelt het verhaal van Giacomo Casanova en wordt verteld door zijn eerste liefde, Lucia. Terwijl zij springt tussen het heden en het verleden, vertelt zij haar verhaal, het verhaal dat Casanova zelf nooit zal kennen.
Haar jeugd brengt Lucia door op het vredige platteland van Noord Italië. Nooit heeft zij zorgen en altijd kan zij rustig rondfladderen in de natuur. Dan komen de voorbereidingen van het huwelijk van de dochter van de gravin eraan. De gravin is de eigenaresse van het landgoed waar Lucia werkt. Lucia is de dochter van twee bedienden, die al geruime tijd in dienst zijn van de gravin. De gravin ziet Lucia als familie en gaat erg vertrouwd met haar om. Als het personeel voor de voorbereidingen van het huwelijk aankomt, valt Lucia’s blik meteen op twee jongemannen. De gebroeders Fransisco en Giacomo Casanova spreken haar meteen aan. Vooral Giacomo, dus zorgt zij er met een list voor dat hij een vertrek dicht bij dat van haar krijgt. Zo brengt zij hem iedere morgen zijn eten en brengt zij veel tijd door op zijn kamer of bij hem in bed. Maar Giacomo vindt haar nog te jong om het echte genot te kunnen beleven, dus onthoudt hij zich van het liefdesspel. Dan moet hij weer gaan, maar spreken zij af elkaar eeuwig trouw te zijn. Hij zal na een halfjaar terug komen en dan zullen zij trouwen. Zij zullen samen een gelukkig leven opbouwen in Venetië en alles zal mooi zijn.

In de tussentijd wordt Lucia’s kennis bijgespijkerd door een bijlesleraar, die het noodlottige lot treft de ernstige ziekte, de pokken, op te lopen. Hij gaat dood en dan wordt ontdekt dat Lucia besmet is.

Lucia overleeft, maar de schade is enorm: haar gezicht is voor altijd ontsierd door afzichtelijke littekens.

En daar beginnen de problemen. Lucia wil dolgraag trouwen met Giacomo, maar ze wil hem de vernedering van een lelijke echtgenote niet aandoen: zijzelf, maar ook haar man zal door haar lelijkheid nooit geaccepteerd worden in de societykringen van Venetië. Wat moet ze doen?

‘Wanneer ik echter tegen mijn gevoel in zou gaan en hem vrij zou laten, zou hij zijn dromen kunnen najagen en waarmaken. Ik zou dan wel ongelukkig zijn maar troost vinden in de wetenschap dat hij ten minste gelukkig was. Misschien zou hij even droevig zijn om mij, maar vast niet lang wanneer ik het zo speelde dat hij meende dat ik hem verraden had. Dan zou hij kwaad zijn, mij verwensen en uiteindelijk vergeten.

Zo redeneerde ik.

In het eerste geval zouden er twee ongelukkig zijn, in het laatste geval slechts een.

De keus leek mij eenvoudig.’

Lucia handelt op de automatische piloot: ze vlucht en ziet Giacomo nooit meer. Na vele omzwervingen, waarbij ze in een verlichte feministenbeweging terecht komt, maar ook als vieze prostituee elke schurftige klant moet aannemen vanwege haar lelijkheid, wordt Lucia een dure hoer in Amsterdam. Ze hult zichzelf in sluiers, waardoor ze voor haar klanten extra aantrekkelijk - want mysterieus - is. Dan komt ze Giacomo opnieuw tegen: hij noemt zich Seingalt en is een vrouwenverslinder geworden die later, in onze tijd, bekend zal staan als Casanova.

Seingalt pocht dat hij nog nooit een vrouw ongelukkig heeft gemaakt, Lucia schept op dat zij nog nooit echt verliefd is geworden. Beiden gaan een weddenschap aan: Giacomo zal proberen Lucia te winnen en Lucia moet hem op de een of andere manier haar eigen verhaal vertellen. Maar de sluier en het verleden staan alle openheid in de weg.

Wat volgt is een geniaal en subtiel spel met liefde als inzet. Maar een spel moet men spelen met de hersenen, niet met het hart, anders wint men niet. Lucia raakt verstrikt in haar eigen gevoelens, die ze, sinds haar vlucht, niet meer heeft toegelaten. Uiteindelijk bedenkt zij een geniaal plan; ze schrijft hem als de vrouw met de sluier een brief waarin ze zijn weddenschap aanneemt en hij haar voor zich mag winnen. Een week lang hebben ze geweldige seks en voelt zij zich helemaal goed. Maar dan moet zij uiteindelijk toch op de een of andere manier haar verhaal kwijt. Zij schrijft hem nog een brief; waarin zij vertelt dat ze weet wie Lucia is en dat hij haar kan zien bij een hoerenhuis in de stad. Hij gaat erheen en zij is daar, zonder sluier. Het verband tussen Lucia en de vrouw met de sluier kent hij niet en zal hij ook nooit ontdekken. Hij vindt Lucia afschrikwekkend en voelt zich schuldig dat zij terecht gekomen in zo’n milieu. Zij wil niet dat hij zich schuldig voelt en geeft zichzelf de schuld. Ze zegt hem dat als ze echt van hem zou hebben gehouden, zij nooit uit elkaar zouden zijn gegaan. Hij vertrekt en schrijft nog een brief aan de vrouw met de sluier. Dat hij Lucia liever niet had gezien en dat zij de weddenschap gewonnen heeft.

Zij is ondertussen zwanger van hem en heeft een onzekere toekomst voor zich. Met kind zal zij niet kunnen prostitueren en de enige die haar zekerheid kan bieden is meneer Jamieson. Hij is al tijden lang gek van haar en heeft zijn vaste avond in de week dat hij bij haar komt om van haar diensten gebruik te maken. Zij besluit op het laatste moment alsnog met hem mee te gaan naar Amerika en krijgt uiteindelijk na haar eerste kind, Jacob, nog twee kinderen van hem.

Hiermee eindigt het boek en zijn de twee geliefden voor altijd uit elkaar’s armen gedreven.

2.
Verwachtingen
Ik ben op het idee gekomen om ‘Een schitterend gebrek’ te lezen doordat ik vooral van historische romans houd. Deze hadden we thuis nog in de boekenkast staan en ik had hem nog niet gelezen. Ik verwachtte een romantisch, meeslepend boek. Daarnaast hoopte ik dat de sfeer uit die tijd goed beschreven zou zijn.

3.
Motieven
-Liefde: Liefde is de rode draad door het hele verhaal heen. Het hoofdonderwerp is namelijk de liefde tussen Lucia en Giacomo.
-De sluier: Lucia draagt een sluier om haar verminkte gezicht te verbergen. Het is een zeer belangrijk voorwerp in het verhaal want hierdoor herkent Giacomo (Monsieur Seingalt) haar niet als zij elkaar weer ontmoeten.
-Spiegel met de Heilige Lucia: Dit spiegeltje komt vaak terug in het verhaal. Ze heeft dit van haar opa gehad. Ze ziet hierin bijvoorbeeld voor het eerst dat ze pokken heeft en ze draagt hem zichtbaar als ze Giacomo (dan monsieur Seingalt) ontmoet.

Thema
Het hoofdthema is in dit boek de liefde, eigenlijk een onmogelijke liefde. Het verhaal beschrijft waarom deze liefde onmogelijk is. Als ze elkaar weer ontmoeten, is het eigenlijk al te laat om weer bij elkaar te komen. Ook in de gesprekken tussen Giacomo en Lucia en Amsterdam speelt de liefde een hoofdrol. Ze bespreken wat de liefde precies is.

3. Beoordeling
Schrijfstijl: Arthur Japin wisselt beschrijvingen moeiteloos af met de verhaallijn. Hierdoor wordt een goede sfeer geschetst maar tegelijkertijd leest het verhaal nog steeds heel vlot. Ook worden er korte zinnen afgewisseld met korte zinnen. Dit leest heel fijn. Hieronder volgt een citaat waaruit blijkt hoe knap Japin iets kan beschrijven:
‘Het zou zo’n zoet verdriet zijn geweest, zo meisjesachtig hevig; zo’n diep gevoeld alleen maar doodwillen, waarin geen plaats is voor iets anders, even absoluut als zich een tel later de euforie over ons toekomstig weerzien alweer zou hebben aangediend.’ Blz. 79

Inhoud:
Personen: Lucia en Giacomo zijn de twee hoofdpersonen in het verhaal. Lucia is de echte hoofdpersoon en zij vertelt het verhaal. Deze personage is erg uitgewerkt, je komt veel van Lucia te weten door alle gedachtes en de manier waarop zij dingen beleeft. Giacomo is minder uitgewerkt omdat hij niet de verteller is.
Tijd: Het verhaal speelt zich af in de 18e eeuw. Doordat Arthur Japin goed de beschrijft, merk je echt dat bepaalde dingen anders gingen in die tijd en dat men anders met elkaar omging.

4. Eindoordeel


 
 
 
 
‘Een schitterend gebrek’ vond ik een mooi, boeiend en meeslepend boek. Wat ik erg mooi vond aan het boek is de manier waarop Lucia tegen bepaalde dingen aankijkt. Deze gedachtes krijg je mee als lezer omdat Lucia de ik-persoon is. Een voorbeeld hiervan:
‘Het leven is vol mensen die hun hele leven op zoek blijven naar het wonder van de liefde zonder het ooit te zien. Het is heel simpel en vanzelfsprekend, maar onvindbaar voor wie er naar zoekt. Het enige wat nodig is, is een andere kijk. Die kun je de mensen niet leren. Alles wat je kunt doen, is je verhaal vertellen.’ Blz. 78

Wat ik ook erg fijn vond, is de manier waarop de sfeer uit die tijd geschept wordt. Uit het volgende citaat, blijkt de sfeer duidelijk:
‘Twee volle jaren bracht ik in het spinhuis door. De tucht was bitter. De sfeer onder de vrouwen hard. In de cellen werd om alles gevochten, een strozak, een homp brood, een hemd, een naald, soms alleen al om het recht om de benauwenis korte tijd nabij een open raam te mogen staan.’  Blz. 181-182.

Mijn verwachtingen zijn over het algemeen uitgekomen: Het boek is erg meeslepend door de afwisselende schrijfstijl van Japin. Het boek is best romantisch, vooral in het begin als de jeugd van Lucia en haar eerste ontmoeting met Giacomo wordt beschreven. Doordat de liefde onmogelijk is, is het boek echter ook vaak erg tragisch. Zoals al eerder beschreven, beschrijft Japin de sfeer uit de 18e eeuw erg goed. Daarom leest het boek zo fijn. Kortom, een prachtig boek!

5. Bronnen:
http://bicat.bibliotheekmaasland.nl/iconen.html
http://www.samenvattingen.nl/

dinsdag 30 oktober 2012

Opdrachten Koning Arthur website


Opdrachten website Koning Arthur

Noor de Kort, 5A


1.
Bij geschiedenis heb je les gehad over de Middeleeuwen. Schrijf in trefwoorden op wat je nog weet van de Middeleeuwen.
-Tussen 500 en 1500 n. Chr.
-Leenstelsel
-Verstedelijking ontstaat
-Slechte hygiëne

Zoek op wat de drie voornaamste verschillen zijn tussen Karel- en Arturromans. Maak hierbij gebruik van je literatuurboek of bijvoorbeeld van het hoofdstuk ridderliteratuur op Internet.
-In de Karelromans ligt de nadruk op massagevechten en oorlog. In de Arthurromans gaat het daarentegen voornamelijk over individuele avonturen, tweegevechten en de hoofse liefde.
-In de Karelroman wordt Koning Karel beschreven als een slecht figuur. Koning Arthur wordt niet beschreven als iemand die iedereen het leven zuur maakt.
-De ridders bij de Karelroman zijn vaak erg barbaars terwijl de ridders van Arthur van een stuk hoffelijker zijn (met name tegenover de vrouw).

Vertaal de eerste 25 verzen van de Arturroman Ridder metter mouwen in het Nederlands.
‘Ons is het verhaal verteld, dat Koning Arthur naar het hof ging in de stad Kardeloet. Hij was daar op pinksterdag en men had hem niet gelijk gezien. Hij droeg net als de koningin een kroon. Er waren veel dappere, voortreffelijke ridders op het hof. De koning had 500 paar mantels en rokken laten maken van fluwelen, kostbare stof, helder witte hermelijnen en met blauwe zijde gevoerd. Er waren ridders en jonkvrouwen met hun kleding en goederen, erg uitgedost, zoals dat hoort. Het waren 500 snelle, volgens mij voortreffelijke ridders. Vervolgens woonde de koning de mis bij met menig uitverkoren ridders. Van Erec en Yvier weet ik zeker, dat zij met de koning daarheen gingen, met twee gouden roeden.’

2.
Leg uit wat de uitdrukking monnikenwerk - letterlijk en figuurlijk - te maken heeft met het schrijven van boeken in de Middeleeuwen.
Letterlijk: Het (over)schrijven van boeken werd in de Middeleeuwen gedaan door monniken. Voor dit werk moest men erg geconcentreerd zijn omdat het werk vaak erg precies gedaan moest worden en de omstandigheden waren slecht. Daarnaast duurde het vaak erg lang voordat een boek (over)geschreven was.
Figuurlijk: Werk dat lang, veel concentratie vereist noemt men tegenwoordig dan ook vaak ‘monnikenwerk’.

Er zijn prachtige middeleeuwse handschriften bewaard gebleven. Bijvoorbeeld de Spieghel Historiael van Jacob van Maerlant. Bekijk een bladzijde van dit boek en omschrijf kort de betekenis van de volgende termen: gehistoriseerde initiaal, miniatuur, rubriek, lombarde, marginalia.
Gehistoriseerd initiaal = Een grote beginletter die het begin van het werk of een belangrijk onderdeel aangeeft.
Miniatuur = Afbeeldingen in een middeleeuws boek die met de hand werden geschilderd.
Rubriek = Delen van de tekst die in rode inkt zijn geschreven zodat de tekst overzichtelijker is.
Lombarde = Een grote, soms gekleurde, beginletter die net als een initiaal het begin van een tekstgedeelte aangeeft. Een lombarde is wel kleiner dan een initiaal.
Marginalia = Versieringen aan de zijkanten van een tekst.

3.
Tegenwoordig hebben romans een titelpagina. Dat is eigenlijk al zo sinds de boekdrukkunst. Probeer te verklaren waarom middeleeuwse handschriften niet zo'n pagina hebben. Betrek in je antwoord de productie van boeken en de paragraaf lezen en luisteren. Geef ook aan waarom de middeleeuwse drukkers de titelpagina hebben uitgevonden.
Een titelpagina is bedoeld om een persoon te boeien zodat deze misschien het boek gaat lezen. In de middeleeuwse handschriften waren geen titelpagina’s aanwezig. De monniken schreven namelijk alleen de teksten (over). Deze handschriften gingen vervolgens direct naar de voordrachtkunstenaars. Voor hen was alleen de tekst van de belang en het uiterlijk deed er niet toe want zij droegen alleen de tekst voor. Daarnaast was papier in die tijd nog erg kostbaar en wilde men geen papier verspillen.
Toen de boekdrukkunst ontstond en men zelf boeken ging lezen, werd het uiterlijk van een boek wel belangrijk en ontstond dus ook de titelpagina.

Leg uit hoe het komt dat elk middeleeuws boek een uniek exemplaar is.
Boeken werden overgeschreven omdat de boekdrukkunst nog niet bestond. Natuurlijk werden er wel eens foutjes door monniken gemaakt en is dus elk middeleeuws boek uniek.

Zoek in het fragment van Ridder metter mouwen een vers waaruit blijkt dat het de bedoeling van de schrijver was dat de tekst hardop zou worden voorgedragen.
‘Wat soude daer af lange tale?’ = ‘Waarom zou ik daar veel over vertellen’
Deze zin is bedoeld om het publiek erbij te betrekken en er blijkt direct uit dat het verhaal bedoeld is om te ‘vertellen’.

4.
Noteer kort wat in je opkomt bij het horen van de naam koning Artur.
-Ridders van de Ronde Tafel
-Lancelot
-Merlijn

Waarom worden Arturromans ook wel Keltische romans genoemd?
De Arthurromans zijn de bekendste romans van Groot-Brittannië. De Kelten waren de oudste oorspronkelijke bewoners van Groot-Brittannië. De Arthurromans horen dan ook bij hun geschiedenis en worden daarom ook wel Keltische romans genoemd.

Hoe zijn de verhalen over Artur op het vasteland bekend geworden?
Na het zogenoemde ‘Gouden Tijdperk’ voeren de Angelsaksen weer te boventoon een vluchten veel inwoners van Groot-Brittannië naar Frankrijk. Hier vertellen zij de verhalen over Koning Arthur en deze verspreiden zich.

5.
Zoek op Internet, in Encarta of een andere bron, informatie over Chrétien de Troyes. Schrijf iets over zijn leven, vermeld de titels van zijn teksten en ga in op de betekenis die hij heeft gehad voor de Arturroman.
Chrétien de Troyes was een Franse schrijver die leefde in de twaalfde eeuw. Hij woonde een deel van zijn leven in Troyes en daarna aan het hof van een Vlaamse graaf die hem inspireerde voor zijn Graalroman. Hij was een van de eersten die schreven over de Graal.
Chrétien de Troyes was een pionier op het gebied van de hoofse literatuur en was daarnaast ook erg belangrijk voor de Arthurliteratuur van tegenwoordig. In zijn leven schreef hij vijf Arthurromans: Érec et Énide, Cligès, Lancelot,Yvain en Perceval ou le conte du Graal. Dit laatste werk voltooide hij niet. Vanaf de dertiende eeuw werd zijn werk vertaald en gebruikt.

Leg uit waarom de verhalen over koning Artur en zijn ridders enorm populair waren aan de Europese hoven.
De belangrijkste reden was om te vermaken. Ridders vonden het leuk om verhalen over collega-ridders te horen. Daarnaast waren de ridders uit de Arthurromans voorbeelden voor de ridders in die tijd. Zij hadden veel ontzag voor de ridders uit de romans en werden graag met hen vergeleken.

Leg in je eigen woorden uit wat registrale kunst betekent.
Het op een originele manier herschikken van bekende onderwerpen zodat er toch een nieuw verhaal ontstaat met veel gebruikte motieven.

De middeleeuwse Arturromans lijken op onze detectives, thrillers of doktersromans. Verklaar deze bewering.
Net als in de hoofse literatuur worden er in onze detectives, thrillers of doktersromans veel dezelfde onderwerp op een nieuwe manier gerangschikt zodat er weer een nieuwe verhaallijn ontstaat. In onze detectives etc. is er dus ook op een bepaalde manier sprake van ‘registrale kunst’.

1. Arturromans zijn spiegels van hoofsheid. Onder andere blijkt dit uit de pracht en praal aan het hof en de manier waarop de ridders en jonkvrouwen met elkaar omgaan. Ander kenmerk is dat het begin van een Arturroman vaak vaste elementen bevat. Lees het begin (vers 1 t/m 86) van de Ridder metter mouwen. Noteer:
a. Welke typische hoofse elementen het fragment bevat.
b. Welke stereotype beginkenmerken je herkent.
a. Uit de tekst blijkt onder andere dat de ridders heel galant naar de jonkvrouwen zijn. Zij spelen namelijk een grote rol in de tekst en ze worden ‘scoon’ wat volgens mij ‘schoon’ betekent, genoemd. Daarnaast komt er erg naar voren dat er veel rijkdom was. Zo wordt er over mantels met blauwe kant en spierwitte hermelijnen gesproken.
b. De hoofse romans beginnen zoals altijd met een feest, dat is hier het geval. Ten tweede is een belangrijk kenmerk dat deze feesten worden onderbroken door een naar bericht; hier is er iemand overleden.


1. Lees de tekstpagina over de middelnederlandse Arturroman Ferguut en het fragment met het gesprek tussen Ferguut en de jonkvrouw Galiene. Geef antwoord op de volgende vragen:
a. In het gesprek tussen Ferguut en Galiene is sprake van een miscommunicatie. Welke?
b. Leg uit of Ferguut een hoofse ridder is die begrepen heeft wat de hoofse liefde inhoudt?
a. Galiene gebruikt figuurlijk taalgebruik. Dit begrijpt Ferguut niet, hij denkt dat zij een spelletje met hem speelt. Zo zegt Galiene dat Ferguut haar hart heeft gestolen en ze vraagt waar het nu is. Ferguut snapt niet wat ze bedoelt.
b. Nee, een hoofse ridder is altijd galant tegenover de jonkvrouw. Ferguut is dat hier niet, vanwege de miscommunicatie stuurt hij haar weg.

Rond 1100 liepen er op het Europese continent heel wat Waleweins en Arturs rond. Leg uit waar dat een aanwijzing voor is en waarom.
Het is een aanwijzing dat de verhalen over Koning Arthur ook over het Europese continent zijn verspreid en niet alleen in Engeland bekend zijn geworden. Deze verhalen hebben er namelijk dus voor gezorgd dat er veel mensen naar Walewein en Arthur zijn vernoemd.

Welk ridderideaal wordt in de Graalromans gepropageerd? Zoek op, in Encarta, op Internet of een andere bron, met wat voor soort tochten de opkomst van dat nieuwe ideaal te maken heeft.
Het christelijke ridderschap wordt hier gepropageerd. Een ridder moest zo min mogelijk zonden hebben. Dit heeft te maken met de opkomst van de kruistochten. Men trok ten strijde tegen de vijanden van het Christendom en wil men het Heilige Land heroveren.

6.
Arturs Ronde Tafel leeft in onze tijd voort in het verschijnsel van de rondetafelconferentie. Leg uit wat dit verschijnsel te maken heeft met de Ronde Tafel uit de Arturverhalen.
Bij de Arthurromans stond de Ronde Tafel onder andere voor gelijkheid. Dit komt terug in de rondetafelconferentie. Hier is de gelijkheid van groot belang; iedereen moet evenveel spreekrecht hebben.

maandag 11 juni 2012

Recensievergelijking 'Oeroeg' van Hella S. Haasse


Oeroeg

Algemene informatie

Auteur: Hella S. Haasse
Titel: Oeroeg
Plaats van uitgave: Groningen
Jaar van uitgave: 2000
Jaar van eerste uitgave: 1948
Aantal bladzijden: 77
Genre: sociaal/politiek verhaal

Korte samenvatting van de inhoud
Oeroeg vertelt het verhaal van een vriendschap tussen een Nederlandse planterszoon en de zoon van een Indische ondergeschikte: Oeroeg. Het verhaal speelt zich voornamelijk af in Nederlands Indië, op de woonplaats van de beide jongens als kind, Kebon Djati. Later, nadat Oeroeg zijn vader is verloren en de ouders van de Nederlandse jongen uit elkaar zijn gegaan, gaan de jongens gescheiden naar school in Soekaboemi en komen ze inwonen bij een vrouw genaamd Lida. Tenslotte vervolgen ze allebei hun opleiding in Batavia en komen in een internaat terecht. De jongens groeien geleidelijk uit elkaar, tot de dag komt dat de Nederlandse jongen voor een studie naar Nederland wordt gestuurd door zijn vader. Wanneer hij terugkeert in het Indië dat nog net geen Indonesië is geworden, komen ze elkaar weer tegen. Hier blijkt hun verwijdering te zijn uitgegroeid tot een kloof. Oeroeg heeft gekozen: voor zijn eigen volk en tegen de Nederlanders, dus ook tegen zijn vriend. Vertwijfeld vraagt die zich af of hij voorgoed een vreemde zal zijn in het land van zijn geboorte.

Recensie 1:

Schrijver

Haasse, Hella S.

Titel

Oeroeg

Jaar van uitgave

1948

Bron

Vrij Nederland

Publicatiedatum

28-02-1948

Recensent

van K.

Recensietitel

Oeroeg : een bekroonde novelle


De Commissie voor de Propaganda van het Nederlandse boek heeft de goede gewoonte elk jaar de boekliefhebbers een geschenk aan te bieden in de vorm van een novelle, een bundel korte verhalen of enig ander op literatuur en schrijvers betrekking hebbend boek. Ditmaal is het geschenk weer een novelle, die tot onderwerp heeft de vriendschap en vervreemding tussen twee jongens, de één Nederlands, de ander Indonesisch.

De lezer is bovendien nog in de gelegenheid te raden naar de schrijfster of schrijver, waarbij hij kiezen kan uit 19 namen, die achterin het boek vermeld zijn.

Ook voor de criticus is dit een merkwaardige omstandigheid. De kennis omtrent de schrijver, de plaats van het boek in het geheel van 's schrijvers oeuvre, vormt altijd een van de belangrijkste elementen van een kritiek. Die zijn nu niet voorhanden. Het lijstje schrijvers raadplegend begrijpt een ieder wel onmiddellijk van wie de novelle niet is. De Bourbon, Willy Corsari, Mok of Revis hebben dit verhaal o.i. zeker niet geschreven. Maar laten wij de novelle zelf bekijken en ons niet verliezen in gissingen. De jury heeft inderdaad een goed werkstuk bekroond. Het is geschreven in een klare en eenvoudige taal, zonder de literaire opsmuk, die in Nederland sinds 1880 ook het proza vergiftigt. Het verhaal is boeiend, de hoofdpersonen en dan vooral hun groeiende vriendschap en latere vervreemding zijn psychologisch knap en verantwoord beschreven. Een gelukkige bij-omstandigheid is dan nog het onderwerp. Het verhaal speelt in Indonesië, de problematiek van de verhouding tussen Nederlanders en Indonersiërs speelt er, zij het niet in de politieke maar in de psychologische sfeer, een beslissende rol in. In onze literatuur speelt Indonesië geen grote rol. Ook hier manifesteert zich in het algemeen het tekort aan belangstelling en inlevingsvermogen van de Nederlanders voor Indonesië. Daarom verheugt ons de verschijning van deze novelle des te meer.

Wij hebben bewondering voor de wijze waarop de schrijver (hoewel wij meer geneigd zijn te veronderstellen dat het een schrijfster is) het ondramatische groeiproces van een vriendschap tussen twee knapen heeft weergegeven, zonder sentimentaliteit, zonder veel gepsychologiseer, met een scherpe blik voor de kleine subtiele nuances en optredende veranderingen. Hierin ligt de grootste kracht van de auteur. Dramatische verbeelding is zeker niet de sterkste kant van dit talent. Het geheel is ondanks alle kwaliteiten wat vlak, het dramatische slot zeker niet geheel "uit de verf " gekomen.


Maar bijna zouden we zeggen dat dit ons deugd doet, na alle grote woorden en de kwasi dieptepsychologie die ons heden ten dage wordt voorgezet door schrijvers, die nog niet droog achter de oren zijn. Een goede novelle en een prettig geschenk.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Recensie 2

Door Tjalie Robinson

(Oorspronkelijk gepubliceerd in Oriëntatie, Djakarta, juni 1948. Herdrukt in de Pasarkrant, november 1993.)

Laat mij het maar direct en ronduit zeggen: de zwakke bespreking van Hella S. Haasse’s Oeroeg in Oriëntatie kan niemands goedkeuring wegdragen, zelfs niet met de excuserende subtitel ‘Gegeven paard in de bek gezien’, die slechts poogt de zwakte te redden, maar overigens onjuist is: D.d.V. heeft het gebit nauwelijks bekeken van dit gegeven paard (Geschenk van de Nederlandse boekenweek), maar slechts wat grasjes tussen de rommelige tanden weggepeuterd. Want wie halverwege aankondigt te gaan spreken over “literaire waarde en waarheid” en dan een zestal foutjes corrigeert die met literaire w. en w. niets uit te staan hebben, wil òf erg vals zijn (hetgeen van D.d.V. moeilijk aan te nemen is) òf weet niet waar nu precies de hoofdfouten liggen. Ik heb de laatste dagen het genoegen gesmaakt enkele critieken in Hollandse bladen en periodieken te lezen over Oeroeg en wel gemerkt, dat men eigenlijk overal met deze nestkeuze van de Ned. boekenweek in de maag zit. Duidelijk is dat alleen het onderwerp door zijn (politieke) actualiteit alle interesse heeft. Om de “nieuwheid” ervan is de critiek vrij gunstig geweest. Dus gevaarlijk.
Want het boek is FOUT. De opzet is ondoordacht gekozen, de intrige daardoor verkeerd uitgesponnen en het eind is zelfs politiek gevaarlijk. Oeroeg is psychologisch fout en dat is zelfs met geen literaire waarden en waarheden te redden. Ik neem het den Hollander niet kwalijk, dat hij niet ontdekt heeft, waar de grondfout zat. Zelfs nu hij weet dat het een vrouw is, die in dit boek de autobiografie van een man geschreven heeft. Misschien zijn er nog, die dit zo erg niet vinden. Niet iedereen kan als Christopher Morley een Kitty Foyle schrijven. Wat minder mag best, denkt men. Neen, wat minder is niet mógelijk. Morley heeft met dat boek niet (alleen) zijn literair meesterschap bewezen, maar een wonderlijke en unieke gave aangetoond: het vermogen om zich ten volle in te leven in de psychologie van een vrouw. Wordt daarnaast literair meesterschap aan den dag gelegd, dan bepaalt dat verder de waarde van het boek voor de belletrie. Het omgekeerde is niet mogelijk: dat een geniaal schrijver een boek redt, dat psychologisch volkomen onverantwoord is opgezet.
Dat is bij Oeroeg gebeurd. Nog vóór ik wist wie het geschreven had, moest ik reeds tot de conclusie komen dat het boek geschreven was door een vrouw (die noch het wezen van Oeroeg, noch dat van zijn Hollandse vriendje gepeild had) of door een man, die zich een reeks verhalen had laten vertellen door een ondernemingsjongetje, maar er verder niets van begrepen had en er tenslotte maar op los was gaan dazen. Nu sta ik er als “hier gewortelde” veel zuiverder tegenover. Dit leven van deze jongen (en met veel meer Indonesische vriendjes, “zelfs” katjong!) heb ik zelf geleefd. Ik meende dus mezelf te mogen terugvinden in de ervaringen van Oeroegs vriendje. En dat deed ik niet. Ik zat alsmaar met vreemde ogen tegen mezelf op te kijken en ontdekte dingen aan me, die ik nooit geweten en gevoeld kon hebben. Aan naaiende djaits, aan keuvelende moeders en baboes, aan een moeder, die gekleed en gekapt rondliep, aan een apart opgemaakt baboe, aan een stilletjes ontdekte verboden vrijage (van wie dan ook) heb ik geen dominerende herinneringen. Waar ik wèl dominerende herinneringen aan heb (en elke net zo geleefd hebbende totok of Indo met mij), dat is aan de bruisende, ontembare uitleving van alle jongensnaturen: in avontuur, jachtlust en vechtlust. Hella Haase spreekt altijd over “spelletjes”, die niet nader beschreven worden, zelfs niet bij name genoemd. Zij is nooit doordrongen geweest van de “thrill”, die wij (jongens) in al die spelletjes vonden. Hella zit “gefascineerd” naar waterspiegels te kijken, terwijl elke jongen naar beneden stormt, onderweg uit zijn tjelana monjet schietend. Mierenleeuwen “vang” je niet “achter in de tuin”, Hella; die “trek” je, vlak tegen het huis aan. Nooit je langste haar uitgetrokken, Hella, en gekieteld in het trechtervormige valputje, bezwerend prevelend: “Oendoer-oendoer, djangan moendoer?” Waar is jouw “gatjoek” (je kampioensstuiter), Hella? Hoe was jouw geheim van het beste glastouw van de wereld? Van welk hout maakte je de speciale vork van jouw katapult? Weet je niet wat een soempitan is? Neen, alles wat ik las, was vals en nog eens vals.
De kennismaking met den jager Stokman is ontstellend arm aan “mannelijk detail”; het jagers- en jacht-element ontbreekt volkomen. Stokman is een meneer, die wordt aangediend als jager, erg uitdrukkelijk zelfs, maar nergens blijkt dat hij jager IS. Oeroeg en z’n vriend zouden zich geheel bij hem aansluiten en zelf jagertjes geworden zijn, maar ook dat is een slappe geloofszaak, want het blijkt nergens uit. Geen jongen, die werkelijk gejaagd heeft, kan zó koud en gevoelloos praten over “geweren, buksen, messen en stokken”. Dat doet gewoonweg pijn. Een leek zegt: “Daar is een geweer.” Maar zelfs het kleinste jagertje zegt: “Dat is een Bayard, kaliber 12.” Wat is in hemelsnaam zo maar “een buks”! Er wordt gepraat over “wild” zonder enige verder aanduiding. De beschrijving van de jacht is een stuntelige opvoering op een dorpstoneel, waarbij Goddank nog een paar imposante decors kunnen worden opgezet om de “flop” van het spel te redden: het vrolijk knapperende vuurtje, de rijst met corned beef, het “vervaardigen” van een “leiding” met behulp van een kunstmatige waterval en een stuk “uitgeholde bamboe”. Hella zit trouwens alsmaar bamboes uit te hollen in dit boek. Mana bisa?
De jacht zelf wordt afgedaan met een “de echo’s van geweerschoten galmden rondom”. Ja, ja, langs berg en dal, klinkt hoorngeschal! En verder: “er was overal gekraak en het snel schuifelen van vluchtende dieren door het struikgewas.” Die arme Hella heeft ‘m waarschijnlijk twee kilometers van het strijdtoneel erg zitten kieren. In elk geval heeft ze nooit een aangeschoten bagong (driemaal raden, Hella!) door het hout horen razen en breken.
Ook de beschrijving van het latere leven van Oeroeg en z’n vriend zit vol psychologische fouten en tekortkomingen. (Hoe raak is daarentegen de beschrijving van die twee “nonnie’s” op het galerijtje!) Maar scherp protesteer ik tegen de onware geschiedenis van de uitlatingen van de vriendjes van Oeroegs vriendje: “We hebben je op Pasar Baroe gezien met je djongos” en “Ben je weer met je Inlander uit geweest”. Zulke dingen wèrden niet gedacht en wèrden niet gezegd. Dit is ergerlijke, hatelijke en onverdiende laster. Wij hadden allemaal onze Indonesische vriendjes, ook in soortgelijke dienstverhoudingen. Maar als kameraad waren ze kameraad, afgelopen. De smeerlap, die zoiets gezegd zou hebben, zelfs voor de grap, zou of van de aangesprokene, of van diens Indonesische vriend een pak ransel hebben opgelopen. Ja, we vochten gemakkelijk en veel in die tijd. Zeer zeker was er geen sprake van broederschap, daar waren we (aan beide zijden) te nuchter en te eerlijk voor. Maar er was pertinent ook geen scheidsmuur, waar Hella ons aan wil doen geloven.
Tenslotte is dat “Sardinische struikroverstoneel” bij het einde te belachelijk om gedrukt te worden. Ik ben in de bersiaptijd ook vrienden van vroeger tegen het lijf gelopen: Osman, Yoessoef en Hardjono. En op het moment dat je mekaar herkent, dan heb je spijt van je “vijands-uniform” en hij van z’n rood-witte badge. Je zegt “Hallo John!” en “Hallo Tjalie!” en je geeft mekaar verlegen een hand. Dat is duizendmaal gebeurd hier. Zij in hun groep en ik in mijn groep zouden elkaar niet herkend hebben en verbitterd met elkaar zijn slaags geraakt, ja. Maar in de besloten confrontatie is dat pertinent niet mogelijk. Als er ooit vriendschap geweest is, verstaan? Zelfs toen ik mijn oog minachtend monsterend liet gaan over de neergehurkte krijgsgevangenen en alleen snipers zag, toen nog ontdekte mijn oude oog in een halfnaakte met gebogen hoofd zittende peloppor de schoolkameraad van mijn broertje, Wadjah. We hebben elkaar gesproken “net als toen” en dat was “rot, rot en nog eens rot”. Als je dan aan het slot van deze levensbeschrijving van twee jeugdvrienden leest: “(Zijn) diepte peilde ik nooit. Is het te laat?”, dan pas realiseer je je het gevaar van dit boek: als zelfs een Hollandse jongen, zo innig samen opgegroeid met een Indonesische jongen, niets dan onpeilbare diepte peilt en wanhopig uitroept: “Is het te laat?”, hoe dan alle andere Hollanders en Indonesiërs? Ja, als het werkelijk zo is, schei dan maar uit met peilen. Het kost nog extra touw ook. Kom maar nooit bij Telaga Hideung terug. Sombere betekenins ook: Zwarte Wolk. Laat het onwetende Hollandse volk dit boek maar slikken met huid en haar. En kijk niet om naar die paar duizend Hollanders, die werkelijk vrienden hebben gemaakt, zonder zelfs maar een moment te zitten peilen. En die amper geen vaarwater hebben op Telaga Hideung vanwege al die pientere peilderaars!
Hiermede zijn nog steeds niet literaire waarde en waarheid van het boek gepeild. Ze zijn ook maar in sommige fragmenten terug te vinden: de beschrijving van de vrouwspersonen, enkele interieurschetsen en een hoogst enkel natuurtafereel. ook al hindert hier vaak de stugge, journalistieke zinsbouw. Maar Hella Haasse bewijst hier toch wel dat ze zien kan en dat ze schrijven kan. Als ik haar een raad mag geven: schrijf de levensgeschiedenis van de kleine Hella. Hoe ze heeft gebikkeld in de koele achtergalerij, hoe ze kettingen heeft geregen van djalipitten of tjongklak gespeeld met het dochtertje van de djait. Ook zonder romantisch einde en met zelfs matig literair talent kan het dan nóg een boek worden, dat boeit van het begin tot het einde en dat een stukje echt leven vermag te geven in een land dat blijkbaar nog steeds even ver gebleven is van het Nederlandse volk als drie eeuwen geleden.

Eigen mening

De eerste recensie is erg positief over ‘Oeroeg’ van Hella Haasse. Recensent ‘van K.’ van ‘Vrij Nederland’ beschrijft de roman als erg goed geschreven: ‘De jury heeft inderdaad een goed werkstuk bekroond. Het is geschreven in een klare en eenvoudige taal, zonder de literaire opsmuk, die in Nederland sinds 1880 ook het proza vergiftigt.’
Daarnaast vindt de recensent het groeiproces in de vriendschap van de twee jongens en de vervreemding van elkaar goed weergegeven. Ook is hij erg blij met het thema van het boek. Hij veronderstelt dat dit in Nederland een nog redelijk onbekend thema is en dat het daarom erg welkom is: ‘Een gelukkige bij-omstandigheid is dan nog het onderwerp. Het verhaal speelt in Indonesië, de problematiek van de verhouding tussen Nederlanders en Indonersiërs speelt er, zij het niet in de politieke maar in de psychologische sfeer, een beslissende rol in. In onze literatuur speelt Indonesië geen grote rol. Ook hier manifesteert zich in het algemeen het tekort aan belangstelling en inlevingsvermogen van de Nederlanders voor Indonesië. Daarom verheugt ons de verschijning van deze novelle des te meer.’ Een zwak punt van het boek vindt de recensent het einde. Dit komt volgens hem doordat de schrijfster minder sterk is in dramatische verbeelding en het einde waarschijnlijk toch redelijk dramatisch bedoeld is.

De tweede recensie is erg negatief. De recensent, Tjalie Robinson, vindt dat het (in negatieve zin) overduidelijk is dat ‘Oeroeg’ door een vrouw is geschreven en niet door een man. Hij vindt dat Hella Haasse zich niet genoeg ingeleefd heeft in de jeugdige jongens die opgroeien in Nederlands Indië. Eigenlijk vindt Robinson de gehele opzet van het boek fout. Vooral het einde is volgens hem belachelijk en komt totaal niet overeen met de werkelijkheid. In het boek komen Oeroeg de de Nederlandse jongen elkaar aan het einde van het boek tegen bij het meer waar ze vroeg vaak kwamen. Hier bedreigt de Indische jongen de Nederlander met een geweer. Robinson is van mening dat dit geen waarheidsgetrouw beeld is van de werkelijkheid: ‘Ik ben in de bersiaptijd ook vrienden van vroeger tegen het lijf gelopen: Osman, Yoessoef en Hardjono. En op het moment dat je mekaar herkent, dan heb je spijt van je “vijands-uniform” en hij van z’n rood-witte badge. Je zegt “Hallo John!” en “Hallo Tjalie!” en je geeft mekaar verlegen een hand. Dat is duizendmaal gebeurd hier.
Toch heeft Robinson ook een positief punt over ‘Oeroeg’. Hij vindt dat Hella Haasse toch wel heeft bewezen dat ze schrijven kan ondanks dat hij de opzet van het gehele boek verkeerd vindt.
Ik vind ‘Oeroeg’ absoluut geen slecht boek; vanaf het begin tot het einde vond ik het boeiend. Ik ben het dus op dit punt eens met de recensent van Vrij Nederland. Ook ik vind ‘Oeroeg’ een boeiend boek. Dit komt doordat het geschreven is op een nuchtere, duidelijke manier zonder te veel dramatiek. Ik ben het dus ook met Robinson eens dat Haasse wel heeft bewezen ze kan schrijven. ‘Oeroeg’ vond ik vooral boeiend omdat het geschreven is over Indonesië en omdat ik hier nog erg weinig van wist. Deze informatie over Indonesië heb ik tijdens het lezen van het boek gewoonweg als waar aangenomen omdat ik me nooit in de geschiedenis van Indonesië heb verdiept. Volgens Tjalie Robinson zitten er veel fouten in deze beschrijvingen. Ik kan hier niet over oordelen aangezien ik hier niets van weet. Robinson is ook van mening dat het overduidelijk is dat ‘Oeroeg’ door een vrouw is geschreven en niet door een man. Hier ben ik het mee eens. De beschrijvingen van jongensdingen als jagen zijn zo karig en zonder enthousiasme dat het gewoonweg onmogelijk is dat het door een man geschreven is. Ten slotte vind ik het einde (ondanks dat ik niet kan bepalen of het klopt met de werkelijkheid) net als de recensent van Vrij Nederland erg zwak. Het punt, waar ik het mee eens ben, van deze recensent dat Haasse op een zeer nuchtere manier schrijft maakt ook dat het einde dat erg dramatisch bedoeld is, niet helemaal uitkomt. Het einde wordt op een zeer droge manier beschreven en het ontroert totaal niet. Hier ben ik het dus ook eens met de recensent van Vrij Nederland.

vrijdag 30 maart 2012

Rescensie 'Het Gouden Ei'

‘Het Gouden Ei’, al minstens zo spannend als de titel!

‘Het Gouden Ei’ (1984) is geschreven door Tim Krabbé (Amsterdam, 13-04-1943). Krabbé begon eerst als journalist voor onder andere ‘Vrij Nederland’ maar al vanaf 1967 is hij schrijver van beroep. Zijn doorbraak naar het grote publiek kwam pas met ‘Het Gouden Ei’. Deze literaire thriller won de ‘Diepzeeprijs’, werd verfilmd in Nederland onder de naam ‘Spoorloos’ (1988) en in Amerika werd een remake gemaakt onder de naam ‘The Vanishing’ (1993). Het werk wordt zeer gewaardeerd en dat is volkomen terecht. ‘Het Gouden Ei’ is een spannend, onvoorspelbaar en zeer meeslepend verhaal, echt de moeite waard om te lezen!

Door: Noor de Kort

De kern van het verhaal is de verdwijning van de vrouw Saskia, de vriendin van Rex Hofman. Terwijl ze met Rex een benzinestop maakt bij een Frans TOTAL benzinestation, gaat ze even wat te drinken halen en komt niet meer terug. Rex is hier kapot van en gaat zelf op onderzoek uit. Hij moet erg denken aan nachtmerries die ze vaak had. Ze droomde dat ze in een gouden ei door het heelal zweefde, en slechts daaruit kon ontsnappen indien haar ei een tweede gouden ei zou ontmoeten. Maar het heelal is zo groot.

Op een dag neemt een Raymond Lemorne, een scheikundeleerkracht, contact met Rex op. Hij is bereid te praten, mits Rex hetzelfde zal ondergaan. De leraar neemt hem mee naar het benzinestation waar hij Rex een slaapmiddel geeft, en hem uitlegt wat hij gedaan heeft terwijl ze wachten tot het middel begint te werken. Hij legt Rex uit dat hij geobsedeerd was door het plegen van de perfecte misdaad. Hij vertelt hoe hij het meisje heeft meegelokt en met zelfgemaakte chloroform heeft bedwelmd. Dan valt Rex in slaap en ondergaat dezelfde nachtmerrie als Saskia, zijn vriendin. Hij wordt wakker en komt tot de conclusie dat hij levend is begraven. Hij ondergaat hetzelfde lot als Saskia. Niemand op aarde weet waar de twee zijn, ze lijken van de aardbol verdwenen.

Iedereen moet ‘Het Gouden Ei’ zeker gelezen hebben. Het verhaal werkt namelijk zeer meeslepend. Het heeft een spannend en origineel plot. In het begin van het verhaal wordt de verdwijning van Saskia beschreven en krijgt men nog niets te weten over de oorzaak van de verdwijning. In de volgende hoofdstukken wordt op een heel rustige, bijna eng gewone manier beschreven hoe een Fransman Raymond Lemorne de ontvoering van Saskia voorbereidt. Door deze manier van beschrijven wordt weinig losgelaten over het motief van de Fransman voor zijn misdaad. Dit zorgt ervoor dat men dit graag te weten wil komen wat hem aanzet tot zijn daad en doorleest. Ook wordt de spanning steeds meer opgevoerd door deze manier van beschrijven. De hoofdpersonages komen geloofwaardig over. Rex gedraagt zich als een normaal mens, hij schakelt bijvoorbeeld gewoon de politie in nadat hij Saskia niet kan vinden op het benzinestation. Een klein minpuntje is de actualiteit van het boek. Over het algemeen is het redelijk van deze tijd maar er wordt er wel vaak over een polaroid gesproken. Dit wordt niet echt meer vaak gebruikt tegenwoordig.

Het gehele boek is dus zeer de moeite waard! Het is vooral een spannend en heel meeslepend verhaal. Daarom is het ook echt het beste om het boek in een ruk uit te lezen!

Titel: Het gouden ei
Auteur: Tim Krabbé
Aantal pagina’s: 93
Uitgever: Bert Bakker
Jaar van uitgave: 1984